Ik zit te lunchen met uitzicht op een drukke straat. Iedereen kruist er elkaar op bijna elke toegestane manier. Even bekijk ik het en stort me dan weer op mijn broodje. Als ik weer opkijk staat hij daar: de dood.

Het is een man met een emotieloos masker, een grote zwarte lap stof als kleding, plastic zeis en schaaltje voor muntgeld voor zijn voeten. We kijken naar elkaar. Mensen lopen langs hem terwijl hij probeert ze bang te maken of te verleiden tot een foto. Een beetje geld zou immers fijn zijn. Maar hij krijgt geen aandacht. Zonder veel fantasie kun je hierin een vergelijking voor de tijd vinden: We zijn zo druk met shoppen, elkaar, onze telefoons en hoe druk we het hebben dat zelfs de dood lijkt te zijn verslagen. Maar niets is minder waar, deze man ondergaat het zelfde onterechte lot als veel andere straatartiesten.

Ik blijf hem bekijken. De politie komt en praat met hem. Hij haalt zijn kostuum overhoop om zijn masker af te zetten en zich te identificeren.Hij kijkt steeds minder blij. Naast mij hoor ik een meisje vragen wat de politie doet. Net als ik gist haar moeder dat de dood geen vergunning heeft. Toch blijft de man achter als de politie weer weg is. Zonder veel show maar met veel zorg verkleed hij zich weer. Dat levert aandacht op, mensen blijven staan kijken. Ook daar kun je een vergelijking in zien, maar dan meer voor hoe veel mensen ten alle tijden richting de dood aan kijken. We geven er pas aandacht aan als het bijna zover is, soms zelfs later.

Helaas, de aandacht duurt niet lang. We kijken weer recht voor ons uit, hij naar mij en ik naar hem.